Menu
Zwijn / Varken
ZWIJN
Het wild zwijn ( Sus scrofa ), everzwijn of kortweg ever, is een zoogdier uit de familie van de varkens ( Suidae ).
De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. Het wild zwijn heeft van de varkens van de Oude Wereld, het grootste verspreidingsgebied, en komt in grote delen van Europa, Azië en Noord-Afrika voor. Het is de wilde voorouder van het gedomesticeerde varken. Familie : Suidae ( varkens ) Geslacht : Sus ( echte zwijnen ) Klasse : Mammalia ( zoogdieren ) Orde : Artiodactyla ( evenhoevigen ) Rijk : Animalia ( dieren ) Stam : Chordata ( chordadieren ) |
Beschrijving
Het wild zwijn heeft een borstelachtige vacht die 's winters langer en donkerder is dan in de zomer. In het voorjaar vallen de winterharen uit en krijgen ze een kortere en lichtere vacht. Ze hebben een kort en stevig lijf en een afgeplatte sterke snuit. De neus eindigt in een wroetschijf. De achterpoten zijn korter dan de voorpoten en volwassen dieren hebben een staart die eindigt in een pluim. Volwassen mannetjes worden keilers of beren genoemd en hebben twee slagtanden, die door jagers "houwers" worden genoemd. Deze slagtanden zijn twee hoektanden in de onderkaak, die naar boven gericht staan. Ook de bovenste hoektanden zijn sterk ontwikkeld en wijzen omhoog. Over de borstkas heeft het mannetje een vier centimeter dikke laag kraakbeen, die dient als bescherming voor de longen en het hart in gevechten. De frislingen ( biggen ) hebben horizontale strepen, ook wel zwijnenpyjama genoemd, die dienen ter camouflage. De strepen verdwijnen na drie tot vijf maanden. De jongen worden geboren in een door de moeder aangelegd nest, de kraamkamer genoemd, wat een grote kuil met varens, grassen en bladeren is. In dit nest blijven ze samen met hun moeder de eerste week van hun leven. Na een week sluiten moeder en jongen zich weer aan bij de oorspronkelijke groep. Als de zeugen jongen hebben kunnen ze agressief worden tegen mensen, mochten deze te dichtbij komen.
Het wild zwijn heeft een borstelachtige vacht die 's winters langer en donkerder is dan in de zomer. In het voorjaar vallen de winterharen uit en krijgen ze een kortere en lichtere vacht. Ze hebben een kort en stevig lijf en een afgeplatte sterke snuit. De neus eindigt in een wroetschijf. De achterpoten zijn korter dan de voorpoten en volwassen dieren hebben een staart die eindigt in een pluim. Volwassen mannetjes worden keilers of beren genoemd en hebben twee slagtanden, die door jagers "houwers" worden genoemd. Deze slagtanden zijn twee hoektanden in de onderkaak, die naar boven gericht staan. Ook de bovenste hoektanden zijn sterk ontwikkeld en wijzen omhoog. Over de borstkas heeft het mannetje een vier centimeter dikke laag kraakbeen, die dient als bescherming voor de longen en het hart in gevechten. De frislingen ( biggen ) hebben horizontale strepen, ook wel zwijnenpyjama genoemd, die dienen ter camouflage. De strepen verdwijnen na drie tot vijf maanden. De jongen worden geboren in een door de moeder aangelegd nest, de kraamkamer genoemd, wat een grote kuil met varens, grassen en bladeren is. In dit nest blijven ze samen met hun moeder de eerste week van hun leven. Na een week sluiten moeder en jongen zich weer aan bij de oorspronkelijke groep. Als de zeugen jongen hebben kunnen ze agressief worden tegen mensen, mochten deze te dichtbij komen.
Gemiddeld hebben wilde zwijnen een kop-romplengte van 120 - 180 cm en een schofthoogte van 90 cm. Het gewicht van een wilde zwijn varieert veel binnen het verspreidingsgebied. In Centraal Italië wegen volwassen wilde zwijnen tussen de 80 en 100 kg. Keilers geschoten in Toscane wogen tot 150 kg. In 1999 werd in de Franse Ardennen een exemplaar geschoten van 227 kg. In de Karpaten bereiken keilers een gewicht tot ongeveer 200 kg, terwijl wilde zwijnen in Roemenië en Rusland een gewicht van 300 kg kunnen bereiken. De biggen zijn bij de geboorte ongeveer 1,1 kilogram zwaar. Tien procent van de wilde zwijnen in het noordwesten van Europa hebben genen van tamme varkens. De bewuste genen zouden ze hebben gekregen in de jaren 00, waarschijnlijk na kruising met gefokte wilde zwijnen, die op hun beurt vaak met tamme varkens werden gekruist.
Gedrag Wilde zwijnen zijn van nature niet overdag, maar in de schemering en 's nachts actief. Ze zijn omni-voor en eten veel gewassen als maïs, erwten, bonen, sommige aardappelrassen, granen, bieten en eikels, kastanjes en op de grond gevallen fruit. |
Een relatief onbekende, maar veelvoorkomende voedselbron vormen klavers, grassen en kruiden. De wilg dient als bron voor vitamine A-inname. Paddenstoelen worden niet gegeten, terwijl ze wel dierlijke eiwitten innemen door het eten van gewonde dieren, jonge vogels, hagedissen, regenwormen, muizen en aas. Vaak wroeten ze met hun gevoelige snuit in de bodem. Door dit gewroet komt de minerale ondergrond vrij waardoor bepaalde zaden beter ontkiemen.
Wilde zwijnen leven in groepen die rotten worden genoemd en bestaan uit vrouwtjes met hun jongen en een- en tweejarige zwijnen. Een typische rotte bestaat uit twee à drie vrouwtjes en de groep bestaat vaak uit ongeveer twintig individuen. Groepen van groter dan 50 individuen zijn echter vastgesteld. Keilers leven buiten de paringstijd meestal solitair. Onvolwassen mannetjes kunnen zich soms in los groepsverband ophouden. Het zichtvermogen van het wild zwijn is relatief slecht; zo kunnen ze een mens niet herkennen als deze zich niet beweegt. Daarentegen is hun reuk- en tastzin zeer goed ontwikkeld, waardoor ze in bijvoorbeeld Frankrijk voor het zoeken naar truffels worden ingezet. Wilde zwijnen hebben ook een zeer fijn gehoor. Wilde zwijnen kunnen in gevangenschap 15 tot 20 jaar oud worden, in het wild 8 tot 10 jaar.
Wilde zwijnen leven in groepen die rotten worden genoemd en bestaan uit vrouwtjes met hun jongen en een- en tweejarige zwijnen. Een typische rotte bestaat uit twee à drie vrouwtjes en de groep bestaat vaak uit ongeveer twintig individuen. Groepen van groter dan 50 individuen zijn echter vastgesteld. Keilers leven buiten de paringstijd meestal solitair. Onvolwassen mannetjes kunnen zich soms in los groepsverband ophouden. Het zichtvermogen van het wild zwijn is relatief slecht; zo kunnen ze een mens niet herkennen als deze zich niet beweegt. Daarentegen is hun reuk- en tastzin zeer goed ontwikkeld, waardoor ze in bijvoorbeeld Frankrijk voor het zoeken naar truffels worden ingezet. Wilde zwijnen hebben ook een zeer fijn gehoor. Wilde zwijnen kunnen in gevangenschap 15 tot 20 jaar oud worden, in het wild 8 tot 10 jaar.
Voortplanting
Bij wilde zwijnen duurt de paartijd, die ook wel rauschtijd wordt genoemd, van september tot maart. De frislingen worden geboren tussen maart en april, na een draagtijd van 113-114 dagen. Zeugen krijgen vaak 8-12 jongen per worp, wat ook overeen met het aantal tepels dat een zeug heeft. Oudere zeugen krijgen grotere worpen. Het aantal jongen is ook afhankelijk van de voedselsituatie en de conditie van de zeug in de periode van bevruchting. Meestal krijgt een zeug één worp per jaar, maar mocht de eerste worp vroeg verloren gaan, kunnen de zwijnen nog in de zomer een tweede worp krijgen. Tegen kou kunnen pasgeboren zwijntjes redelijk goed, maar niet tegen ( veel ) regen, zeker niet in combinatie met wind en lage temperaturen. De jonge zeugen worden meestal geslachtsrijp wanneer ze tussen de 8 en 15 maanden zijn. Leeftijd is niet direct van invloed op het geslachtsrijp zijn, maar is afhankelijk van het gewicht. Een gewicht van ongeveer 40 kg maakt ovulatie mogelijk. Jonge mannetjes kunnen zich echter al vanaf 7-10 maanden voortplanten zonder dat hun gewicht hierin meespeelt. De éénjarige wilde zwijnen worden in deze periode nog overlopers genoemd.[11] |
Leefgebied / Verspreiding
Verspreidingsgebied van het wild zwijn; donkergroen: oorspronkelijk, blauw: geïntroduceerd. Wilde zwijnen komen voor in grote delen van Europa, Azië en delen van Noord-Afrika. Voordat door de jacht bepaalde populaties werden uitgeroeid, reikte het verspreidingsgebied van Ierland in het westen tot Japan en Java in het oosten. Het kerngebied van zijn ver- spreiding in Europa bevindt zich in Duitsland, Oostenrijk. Polen en de Balkan. Ze zijn geïntroduceerd in onder andere de Verenigde Staten, Argentinië, Papoea, Nieuw Guinea, Australie en enkele eilanden in de Grote Oceaan en de Caraïben. Het is wel zo dat er regionaal en lokaal nogal wat verschillende soorten en variëteiten bestaan. Het wild zwijn is uitgestorven in Egypte, Libië, Soedan en Ierland. In Noorwegen zijn recentelijk ook opnieuw wilde zwijnen waargenomen, na een afwezigheid van ongeveer 1000 jaar. Twee verschillende groepen hebben zich gevestigd in de buurt van de Zweedse grens in het zuidoosten van Noorwegen. |
Ondanks de marginale aanwezigheid van het wild zwijn in Noorwegen mag er jaarrond, zonder restricties op ze gejaagd worden. Ook was het wild zwijn al waarschijnlijk sinds de 13e eeuw uit-
gestorven in Groot Brittannië. Er werd een poging ondernomen door Koning Jacobus van Engeland in 1610 om de soort opnieuw uit te zetten, maar tegen het jaar 1700 waren er geen enkele meer aanwezig. Rond de jaren 1990 waren er geruchten dat er in de graafschappen Kent en East Sussex wilde zwijnen rondliepen. In 1998 werd dit bevestigd en ze kwamen bovendien ook in Dorset voor. Het is zeer aannemelijk dat dit komt doordat wilde zwijnen konden ontsnappen uit fokkerijen na een zware storm in 1987. De nieuw gevormde populaties lijken stabiel.
gestorven in Groot Brittannië. Er werd een poging ondernomen door Koning Jacobus van Engeland in 1610 om de soort opnieuw uit te zetten, maar tegen het jaar 1700 waren er geen enkele meer aanwezig. Rond de jaren 1990 waren er geruchten dat er in de graafschappen Kent en East Sussex wilde zwijnen rondliepen. In 1998 werd dit bevestigd en ze kwamen bovendien ook in Dorset voor. Het is zeer aannemelijk dat dit komt doordat wilde zwijnen konden ontsnappen uit fokkerijen na een zware storm in 1987. De nieuw gevormde populaties lijken stabiel.
Ondersoorten
Er worden twintig ondersoorten onderscheiden die vaak verdeeld worden in vier subgroepen. Dit is gebaseerd op morfologische kenmerken en geografische distributie.
|
- De Oost-Aziatische groep waartoe de populaties van het Russische Oosten en Mongolië ( ussuricus en sibiricus), Japan (leucomystaxen riukiuanus), Taiwan (taivanus) en Zuidoost-China en Vietnam (moupinensis) behoren.
- De Indische groep waartoe de populaties van Zuid-India en Skri lanka (affinis en davidi) behoren, als ook Myanma en West-Thailand (cristatus) en de populaties van Iran tot aan Noord-India (davidi).
- De Indonesische ondersoort, het gestreept zwijn (Sus scrofa vittatus) dat voorkomt op Sumatra, Java, Bali en enkele kleinere Indonesische eilanden, alsook het Maleisische Schiereiland. Dit is mogelijk een aparte soort.
Voorkomen in de Benelux
Het wilde zwijn behoort tot de in Nederland van nature voorkomende zoogdieren. Ze stierven echter uiit in 1826 door overbejaging. Dat veranderde toen in opdracht van prins Hendrik echtgenoot van Koningin Wilhelmina in 1907 wilde zwijnen uit Tsjechië en Mecklenburg werden uitgezet in het kroondomein Het Loo. Zo kon Hendrik ook in Nederland de zwijnenjacht beoefenen.
Ze ontsnapten ook regelmatig en zo ontstonden er weer populaties op de Veluwe. Nederland kent twee officiële ( en deels ingerasterde ) leefgebieden voor het wild zwijn, het eerste gebied is de Veluwe ( ca. 60.000 hec. ) waaronder de deelgebieden Nationaal Park De Hoge Veluwe ( ca. 6000 hec. ). Het Kroondomein Het Loo en het Nationaal Park Veluwezoom vallen. Het tweede gebied is Nationaal Park De Meinweg in Limburg. Voor overig Nederland hanteert men een zogenaamd nulstandbeleid, wat wil zeggen dat men ze liever helemaal ziet verdwijnen. Toch weten de wilde zwijnen in enkele regio's ver buiten hun officiële leefgebied goed te handhaven en zelfs uit te breiden, mede omdat er veel weerstand vanuit de maatschappij is tegen het afschieten van grote
zoogdieren en jagers niet alle wilde zwijnen afschieten. Behalve in de Meiweg en op de Veluwe leven er mede door het instromen van wilde zwijnen uit Duitsland ook een toenemende aantal in Zuid Limburg, de Grote Peel en oostelijk Noord Brabanten kleinere aantallen in Twente, het Rijk van Nijmegen, Drente en de Utrechtse Heuvelrug. In België komen wilde zwijnen van nature voor in de Ardennen, de Voerstreek en de Oostkantors. In 1980 werden de aantallen in Walonië geschat op 5000 dieren, dat aantal groeide tot 24.000 dieren in 2006. Sinds 2005 - 2006 worden ook in Vlaanderen weer geregeld wilde zwijnen gezien. Als eerst in Limburg en de omgeving van Brugge en vervolgens in 2007 in het zoniënwoud vlak bij Brussel. De overloop vanuit Frankrijk zitten er ook wilde zwijnen in de omgeving van Ieper. De Belgische populaties zien ook kans om zich uit te breiden met name door milde winters het regelmatiger optreden van mastjaren van bomen en de toegenomen interesse van jagers, die laten de populaties eerst groeien voor ze een dier afschieten. Vlaanderen kent in feite ook een nulstandbeeld.
Jacht
Wild zwijn is zeer geliefd bij de jagers. Het vlees smaakt sterker dan gewoon varkensvlees en wordt vaak gemarineerd gegeten of verwerkt in stoofpotten. De haren van een zwijn worden wel gebruikt voor kwasten. In restaurants in gebieden waar gejaagd wordt staat in de herfst en winter het vlees vaak op het menu. Ook wordt er op gejaagd om eventuele plagen te voorkomen. Wilde zwijnen kunnen namelijk schade aanrichten aan de landbouw. Er mag dan gejaagd worden om de populaties in omvang te beperken. Sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw groeit de wilde-zwijnenpopulatie in Europa. Dat leidde steeds vaker tot vraatschade aan gewassen. Landbouworganisaties gaven de schuld aan de jagers dat ze de stand tot onacceptabele hoogte hadden doen oplopen door het massaal bijvoeren in de bosgebieden. Jagers gaven de schuld aan de landbouw vanwege de grote toename van de maïsverbouw wat overvloedig voedselaanbod en riante |
dekkingsmogelijkheden creëerde waardoor regulering van de zwijnenstand onmogelijk werd. Een onderzoek onder leiding van Sebastian Vetter van de Diergeneeskundige Universiteit van Wenen pleitte beide partijen vrij. Vetters onderzoek, dat 69 regio's in 12 Europese landen betrof over een periode vanaf 1900, waarin hij de samenhang tussen gemiddelde temperatuur, neerslag en beschikbaar voedsel in verhouding tot de populatieomvang analyseerde, kwam tot de conclusie dat de toename van de zwijnenpopulatie veroorzaakt werd door de klimaatverandering: warmere winters leidden tot meer reproductie en minder sterfte. Uit het onderzoek blijkt dat in gebieden met intensieve mais- en aardappelteelt de populatiegroei niet verschilde van die in gebieden zonder deze teelt, en dat het lokvoeren door jagers in het niet viel bij de eindeloze voedselhoeveelheden die eiken en beuken voortbrengen. De groei van de zwart wildstand was niet te wijten aan boer of jager, maar aan veranderende klimatologische omstandigheden.
Nederland
In het grootste deel van Nederland geldt het zogenaamde "nulstandbeleid", wat inhoudt dat er geen enkel wild zwijn voor mag komen, met uitzondering van de Veluwe en de Meinweg. In Zuidoost-Brabant is het nulstandbeleid moeilijk houdbaar. Om de stand in Nederland beperkt te houden kan na het opstellen van een beheersplan door de provincie een ontheffing worden verleend op het verbod om zwijnen te doden. Het aantal kan dan gereduceerd worden en wordt zo in overeenstemming gebracht met de draagkracht van het gebied. Die draagkracht kan bepaald worden door de hoeveelheid beschikbaar voedsel, de hoeveelheid schade aan landbouwgewassen en aan de hand van de verkeersveiligheid ( hoe veelheid aanrijdingen ). Tot 2002 mochten de wilde zwijnen worden (bij)gevoerd. Vanaf 1 april 2002 is dat bij de Flora- & Faunawet verboden. Slechts 15 kg per 100 hectare per jaar mag als lokvoer verstrekt worden. Dat is een hoeveelheid waarvan één zwijn twee weken kan leven. Symboliek In de christelijker inconografie is een everzwijn het attribuut van de gepersonifiseerde wel- lust. De ever wordt dan vertrapt door de gepersonifiseerde kuisheid] In de Griekse mythologie komt een verwoestend everzwijn voor in het verhaal Meleager. Het dier wordt door de hoofdpersoon gedood. In de oude Noord Europese mythologie is Gullinbursti ( 'Goudborstel') zwijn dat met de vruchtbaarheidsgod Freyr wordt geassocieerd. Ook in de Ierse mythologie krijgt het everzwijn een speciale betekenis als vruchtbaarheidssymbool. |
VARKEN
Het (tamme) varken (Sus scrofa domesticus, Sus domesticus) is een zoogdier uit de familie der varkens ( Suidae ). In 1777 publiceerde Johann Christian Polycarp Erxleben de wetenschappelijke naam Sus domesticus voor het gedomesticeerde varken, als de naam voor een soort. Veel auteurs beschouwen het tamme varken echter als een gedomesticeerd wild zwijn ( Sus scrofa Linnaeus,
1758 ) en benoemen het als een ondersoort daarvan. In dat geval is de wetenschappelijke naam Sus scrofa domesticus Erxleben, 1777. Varkens werden 5000 tot 6000 jaar geleden gedomesticeerd. In Nederland leven ruim 20 miljoen en in België 6,7 miljoen varkens. In grote delen van de wereld zijn varkens verwilderd geraakt ( bijvoorbeeld Nieuw Zeeland en eilandjes in de Grote Oceaan ). Vroege Westerse zeevaarders ( waaronder de V.O.C. ) hebben bewust varkens uitgezet, bij voorkeur op eilanden, om een duurzame voedselvoorraad te garanderen. De varkens hebben daar grote ecologische schade toegebracht en doen dat in veel gevallen nog steeds.
1758 ) en benoemen het als een ondersoort daarvan. In dat geval is de wetenschappelijke naam Sus scrofa domesticus Erxleben, 1777. Varkens werden 5000 tot 6000 jaar geleden gedomesticeerd. In Nederland leven ruim 20 miljoen en in België 6,7 miljoen varkens. In grote delen van de wereld zijn varkens verwilderd geraakt ( bijvoorbeeld Nieuw Zeeland en eilandjes in de Grote Oceaan ). Vroege Westerse zeevaarders ( waaronder de V.O.C. ) hebben bewust varkens uitgezet, bij voorkeur op eilanden, om een duurzame voedselvoorraad te garanderen. De varkens hebben daar grote ecologische schade toegebracht en doen dat in veel gevallen nog steeds.
Terminologie
Een jong varken wordt een big genoemd, een vrouwtjesvarken een zeug en een mannetjesvarken een beer. Een barg of borg is een gecastreerd mannetjesvarken. Een gelt is een vrouwtjesvarken dat nog niet geworpen heeft. In bepaalde regio's van Vlaanderen en Nederlands-Limburg ( vroeger ook in Nederlands Brabant ) spreekt men van kuus. Een keun is regiolect voor een jong varken of big.
Biggen
De draagtijd van een zeug is ongeveer 115 dagen (3 maanden, 3 weken en 3 dagen). Een varken kan wel tot 20 biggen per worp krijgen, gemiddeld worden er ongeveer 13 levende biggen geboren. De verhouding zeugen en beren is ongeveer gelijk. Een worp biggen wordt een toom of nest genoemd. Biggen worden onderscheiden in zuigende biggen en gespeende biggen. Zuigende biggen drinken melk bij een zeug. Zuigende biggen heten zo totdat zij gespeend worden, het spenen gebeurt tussen de 21 en 28 dagen na de geboorte. Op biologische varkensbedrijven wordt pas na 42 dagen gespeend. Na het spenen spreken we van een gespeend big. Biggen kunnen ook een ziekte onder de leden krijgen, waaronder de wegkwijnziekte ( PMWS ).
Een jong varken wordt een big genoemd, een vrouwtjesvarken een zeug en een mannetjesvarken een beer. Een barg of borg is een gecastreerd mannetjesvarken. Een gelt is een vrouwtjesvarken dat nog niet geworpen heeft. In bepaalde regio's van Vlaanderen en Nederlands-Limburg ( vroeger ook in Nederlands Brabant ) spreekt men van kuus. Een keun is regiolect voor een jong varken of big.
Biggen
De draagtijd van een zeug is ongeveer 115 dagen (3 maanden, 3 weken en 3 dagen). Een varken kan wel tot 20 biggen per worp krijgen, gemiddeld worden er ongeveer 13 levende biggen geboren. De verhouding zeugen en beren is ongeveer gelijk. Een worp biggen wordt een toom of nest genoemd. Biggen worden onderscheiden in zuigende biggen en gespeende biggen. Zuigende biggen drinken melk bij een zeug. Zuigende biggen heten zo totdat zij gespeend worden, het spenen gebeurt tussen de 21 en 28 dagen na de geboorte. Op biologische varkensbedrijven wordt pas na 42 dagen gespeend. Na het spenen spreken we van een gespeend big. Biggen kunnen ook een ziekte onder de leden krijgen, waaronder de wegkwijnziekte ( PMWS ).
Voedsel
Het varken wordt massaal gefokt om zijn vlees. In Nederland en België worden varkens voornamelijk in de intensieve varkenshouderij gehouden, maar er zijn ook alternatieven zoals de biologische varkenshouderij en de scharrelvlees varkenshouderij. In de intensieve veehouderij worden varkens gehouden in vrij kale hokken met vaak minder dan 1 m² ruimte per dier. In dergelijke hokken kunnen varkens hun natuurlijke gedrag, zoals wroeten en zoelen slechts in zeer beperkte mate uitvoeren. Omdat verveling bij varkens gemakkelijk aanleiding geeft tot gedragsproblemen zoals oor- en staartbijten worden de staarten vaak op jonge leeftijd gecoupeerd. Als een varken 6 maanden oud is ( en inmiddels ongeveer 100 kg weegt ), is het rijp voor de slacht. Varkens die niet geslacht worden, kunnen tot 12 à 13 jaar oud worden.
Een varken zet zo'n 35 % van zijn voedsel om in vlees. Bijna alle delen van een varken kunnen door mensen worden gegeten.
Als Huisdier
Varkens worden ook als huisdier gehouden. Het zijn intelligente, nieuwsgierige, relatief schone en sociale dieren en ze zijn goed te trainen. Het bekendste ras dat voornamelijk in kinderboerde-
rijen en binnenshuis wordt gehouden is het kleine hangbuikzwijn of minivarken. Het houden van huisvarkens is in zwang gekomen gedurende de tweede helft van de 20ste eeuw en is de laatste jaren nog populairder geworden in enkele westerse landen.
Het varken wordt massaal gefokt om zijn vlees. In Nederland en België worden varkens voornamelijk in de intensieve varkenshouderij gehouden, maar er zijn ook alternatieven zoals de biologische varkenshouderij en de scharrelvlees varkenshouderij. In de intensieve veehouderij worden varkens gehouden in vrij kale hokken met vaak minder dan 1 m² ruimte per dier. In dergelijke hokken kunnen varkens hun natuurlijke gedrag, zoals wroeten en zoelen slechts in zeer beperkte mate uitvoeren. Omdat verveling bij varkens gemakkelijk aanleiding geeft tot gedragsproblemen zoals oor- en staartbijten worden de staarten vaak op jonge leeftijd gecoupeerd. Als een varken 6 maanden oud is ( en inmiddels ongeveer 100 kg weegt ), is het rijp voor de slacht. Varkens die niet geslacht worden, kunnen tot 12 à 13 jaar oud worden.
Een varken zet zo'n 35 % van zijn voedsel om in vlees. Bijna alle delen van een varken kunnen door mensen worden gegeten.
Als Huisdier
Varkens worden ook als huisdier gehouden. Het zijn intelligente, nieuwsgierige, relatief schone en sociale dieren en ze zijn goed te trainen. Het bekendste ras dat voornamelijk in kinderboerde-
rijen en binnenshuis wordt gehouden is het kleine hangbuikzwijn of minivarken. Het houden van huisvarkens is in zwang gekomen gedurende de tweede helft van de 20ste eeuw en is de laatste jaren nog populairder geworden in enkele westerse landen.
Overige
Varkenshaar wordt onder meer gebruikt voor bezems, haarborstels, penselen, scheerkwarsten en stoffers. Van reuzel wordt lippenstift en tandpasta gemaakt. Varkens worden gebruikt voor het opsporen van truffels en drugs. In Eersel bevindt zich een aan het varken gewijd museum. In Aijen worden jaarlijks op 17 januari Varkenskoppen geveild bij de Sint Antoniuskapel aldaar. In sommige dialecten van het Nederlands, zoals het West-Vlaams, wordt de aanspreking 'zeug' dysfemistisch gebruikt voor een vrouw. Symboliek Keltische mythologieIn de Keltische mythologie neemt het varken of wilde zwijn een belangrijke plaats in. In de lage landen werden de Keltische en Germaanse goden in het midden van de winter aanbeden met offerandes van varkenskoppen en hammen. |
Zulke periodieke ceremoniën dienden ook de lokale vleesvoorziening: ze eindigden met een maaltijd en de verdeling van stukken varkensvlees. Varkens liepen overdag los door de nederzetting en behoorden niet aan iemand in het bijzonder toe. In Europa bleven varkens tot ver in de Middeleeuwen rondlopen door de dorpen en steden als een soort huisdieren, scharrelend naar restjes, afval en drek. Ten dele waren dit nog steeds 'gemeenschapsvarkens', vetgemest door de straat, waarvan het vlees na de slacht onder de armen werd verdeeld.
Islam & Jodendom
Binnen het Jodendom en de Islam wordt het varken beschouwd als onrein en mag daarom niet gegeten worden.
Het islamitische varkenstaboe leidt soms tot inzet van het varken als een soort geheim wapen tegen de islam. Varkens worden af en toe ingezet als symbool van anti-islamisme, vaak door het plaatsen van varkenskoppen bij moskeeën. Dat is in Nederland voor zover bekend twee keer gebeurd; in 2004 in Amsterdam ( na de moord op Theo van Gogh ) en in 2009 in Ede. In Antwerpen deelde Filip De Wintertijdens het Offerfeest in 2010 demonstratief bereide varkenskop uit op straat.
Islam & Jodendom
Binnen het Jodendom en de Islam wordt het varken beschouwd als onrein en mag daarom niet gegeten worden.
Het islamitische varkenstaboe leidt soms tot inzet van het varken als een soort geheim wapen tegen de islam. Varkens worden af en toe ingezet als symbool van anti-islamisme, vaak door het plaatsen van varkenskoppen bij moskeeën. Dat is in Nederland voor zover bekend twee keer gebeurd; in 2004 in Amsterdam ( na de moord op Theo van Gogh ) en in 2009 in Ede. In Antwerpen deelde Filip De Wintertijdens het Offerfeest in 2010 demonstratief bereide varkenskop uit op straat.
Marvin Harris, antropoloog, zocht in de jaren tachtig van de vorige eeuw voor zowel de achtergrond van het oudtestamentische gebod om alleen spleethoevigen en herkauwers te eten als het op zichzelf staande islamitische varkensvleesverbod naar een ecologische verklaring. Herkauwers eten namelijk alleen moeilijk verteerbare grassen en struikgewas en zijn dus geen voedselconcurrenten voor de mens, zoals het varken, dat knollen, noten en wortels eet: herkauwers zetten onbruikbare woestijngewassen om in vlees en melk. Belangrijker nog vond Harris de ongeschiktheid van varkens om in warme en droge woestijngebieden te leven. De grote bevolkingsaanwas in het Midden-Oosten leidde tot schaarste aan schaduwrijke wouden en waterreserves, onontbeerlijk voor de varkenshouderij. Omdat het dier gaandeweg onbetaal-baar werd door zijn natuurlijke behoefte aan schaduw en water ( varkens hebben geen zweetklieren ) daalde zijn populariteit. Het had, anders dan schapen, geiten en runderen, niets anders nuttigs te leveren dan zijn vlees, en werd daarom uitgestoten vanwege zijn schadelijkheid voor de schaarse hulpbronnen van de mens. Ten slotte, omdat het hier en daar toch nog gefokt werd, kwam het varken terecht als treife ( onrein ) in de spijswetten van het Bijbelboek Leviticus , 450 voor Christus.
|
ChristendomBinnen het katholicisme wordt Antonius met het varken vereerd. Zijn attribuut is een bel. Deze is soms bevestigd aan zijn staf. De varkens van zijn orde dragen ook een bel. Deze verering ontstond in de middeleeuwen. De Antonieten, leden van de naar Antonius van Egypte vernoemde verpleeg orde, mochten hun varkens vrij laten rondlopen als vergoeding voor deze verpleging. Op 17 januari werden deze varkens geslacht en het vlees verdeeld onder de armen. Bijgeloof : Volgens het bijgeloof kunnen mensen die varkenshersenen eten geen leugens vertellen !
Lijst met Varkensrassen
Belgisch Landras
Berkshire Bonte Bentheimer Chato Murciano Chester White Duroc Europees Landras Gloucester Old Spot Hampshire Hangbuikzwijn Kune Kune Large Black |
Large White
Mangalitza ( wolvarken ) Meishan Middele White Oxford Sandy And Black Petren Piétrain Poland China Synthetische Rassen Taihu Tamworth Wessex Saddleback |